Blijf op de hoogte

Ze is de eerste kunstenaar die ik weer live, veilig en op afstand, maar tastbaar in haar atelier kan bezoeken. Het is een verademing. Ze heeft haar atelier in een van die gebouwen die door vzw Nucleo in Gent worden beheerd, oude schoolgebouwen meestal, die in afwachting van een nieuwe bestemming van nut zijn als haard van creativiteit.

Omgekeerd denken

Stephanie Gildemyn (°1980) heeft een deel van haar jeugd doorgebracht in Sint-Martens-Latem. “Daar is een pro en een minpunt aan. Het is er pittoresk en er zijn erg mooie plekjes, ik fietste daar rond en speelde er graag, maar al die plekjes waren privé en daar mocht ik niet spelen, er was geen bos waar we in mochten om kampen te bouwen. Als kind heb ik dat altijd als raar ervaren.” Daarna was het vooral in Gent te doen waar ze haar humaniora gedaan heeft en waar ze zich nadien inschreef aan het Hoger Instituut Sint-Lucas voor vrije grafiek. “Ik heb gekozen voor die richting omdat daar het tekenen het meeste aan bod kwam. Tekenen was iets wat me enorm boeide, heerlijk om te kunnen en te doen. Ik vond dat eerste jaar fantastisch. Ik kreeg daar les van Micheline Beddeleem (°1948) en Bernadette Schockaert in het eerste jaar en later van Peter Van Gheluwe (°1957) en Nicole Halsberghe (°1943). Ik heb er de diverse grafische technieken geleerd en ik ben er uiteindelijk afgestudeerd met schilderijen. Het waren vier intense jaren, maar dat is uiteindelijk ook niet zoveel in verhouding tot wat volgt.”

Ze is daarna zeer graag herhaaldelijk naar het Masereelcentrum in Kasterlee in residentie geweest. Men beschikt er immers over een indrukwekkend instrumentarium dat elke graficus of kunstenaar kan doen watertanden. “Ik deed zeer graag houtsnede, minder de trage technieken zoals etsen, maar ook zeefdruk en zeker monotype, wat dicht aansluit bij de schilderkunst.”

Waarom is ze van vrije grafiek bij de schilderkunst beland? “Het boeiendste dat ik in vrije grafiek heb geleerd was het omgekeerd denken, datgene wat uitgespaard wordt is net zo belangrijk als wat effectief gedrukt wordt. Bij houtsnede is dat zeer belangrijk, je moet eigenlijk aandacht geven aan wat niet zal gedrukt worden, dat maakt dat je je enorm toespitst op de kracht van de tekening, van de lijn en dat is toch ietwat anders dan bij het tekenen met potlood bijvoorbeeld. Ik vond het erg boeiend om mentaal zwart en wit om te keren, dit soort denken begon ik dan ook toe te passen op ander werk, op bijvoorbeeld de foto’s die ik maakte. Een tweede element dat me bij de grafiek bekoorde was het werken in laagjes. Het aanbrengen van een nieuwe laag kan het resultaat in de grafiek totaal veranderen, terwijl je bij het tekenen dat veel meer onder controle hebt. Bij de grafiek gaat de machine, de pers op een manier mee een rol spelen.”

Ze heeft geëxperimenteerd met ruimtelijk werk, met film en video, maar uiteindelijk, na haar intrek in haar huidig atelier zo’n zes jaar geleden, heeft ze geopteerd voor het werken met twee dimensies, geboeid door de oneindige mogelijkheden van het creëren in het vlak. Dat bracht haar bij de schilderkunst als het medium dat ze verder wil uitpuren. Na drie jaar werken heeft ze bij wijze van test een eerste solotentoonstelling gepresenteerd in Blanco, de exporuimte van Nucleo. Sindsdien heeft ze deelgenomen aan diverse groepstentoonstellingen en kijkt ze uit naar een galerie.

Traag kijken

Stephanie was 14 jaar toen ze met haar oma de tentoonstelling rond Modigliani in het Oud Sint-Jan in Brugge ging bezoeken. “Mijn oma nam me eerst mee naar Memling en ik vond dat oké, er was veel te zien op die schilderijen en er viel heel wat rond te vertellen vanuit de historische achtergrond. Daarna gingen we Modigliani gaan bekijken en ik herinner me dat ik daar op vijf minuten door was, mijn grootmoeder was dan nog maar aan het tweede werk. Ik heb buiten staan wachten en ben uit verveling terug binnen gegaan om nog eens te kijken en het is bij die tweede ronde dat ik dan zag wat ik voordien niet had gezien. Hoe lijnen werden gevormd, soms afgebroken of samenkwamen. En het begon me eigenlijk te boeien, ik begon even traag te kijken als mijn oma. Het is dan dat er een vonk overgeslagen is.”

In haar studententijd werd ze sterk aangesproken door werken van Anselm Kiefer (°1945), de wijze hoe hij met tal van elementen tot landschappen kwam waarin je je kan verliezen. Ook het werk van Marlene Dumas (°1953), vooral haar portretten, ging niet ongemerkt aan haar voorbij. Haar afstudeerproject ging rond het sublieme landschap, ze waren “heel wild geschilderd” zegt ze zelf. We hebben het uiteraard ook over Caspar David Friedrich (1774-1840)  en ook over Olafur Eliasson (°1967).

Een droom in een droom

“Daarna heb ik werk gemaakt dat eerder een puzzel leek van verschillende elementen zoals delen van gebouwen op een rotsformatie tegenover een donkere achtergrond, die gebouwen waren dan afgesneden op een absurde manier, op, plaatsen die helemaal niet konden, maar dat merkte je pas later. Voor en achtergrond kwamen naast elkaar te staan en eerder toevallig had ik witte ruimte opengelaten die een figuur vormde waarrond de rest was opgebouwd. Kunstenaar en cineast Dany Deprez (°1957) had zijn atelier op dat moment naast het hare en zag het werkje bij toeval. Hij zegde haar dat het om suspense ging in dat werk. Ze heeft een tijdje verder in die richting gewerkt en gezocht.

Op een bepaald moment is er een ontdekking. Ze komt in contact met een van de merkwaardigste boeken die er bestaan: ‘Hypnerotomachia Poliphili’. Het boek dateert uit 1499, is in Venetië gedrukt en vertelt het verhaal van Poliphilo die droomt. Het is rijkelijk geïllustreerd met houtsneden en mag in die zin als een van de belangrijkste Venetiaanse boeken van die periode worden gezien. De tekst in het boek is soms op een merkwaardige wijze vormgegeven. “Poliphilo betekent eigenlijk ‘hij die houdt van veel dingen’ en hij is verliefd op Polia  (veel dingen), hij zit haar na, maar tevergeefs, hij valt in slaap en droomt. Die droom brengt hem via poortjes naar andere werelden. De droom blijft er een steeds weerkerende rol in spelen. Ik vond dat fantastisch.” Vooral het feit dat dit vijf eeuwen terug al gebeurt, spreekt haar sterk aan, ze ziet de verwantschappen met de huidige tijd en heeft er werk rond gemaakt.  Ze krijgt van vele zijden impulsen, combineert figuratie en abstractie en komt wat op een dood spoor.

Vier basiskleuren en wat wiskunde

Ze heeft een residentie in het Masereelcentrum en dat is een grote stimulans om te herbronnen. “Ik heb daar de omslag gemaakt om eens alles terug naar de basis te brengen en een volledig abstracte reeks houtsneden te maken met de vier basiskleuren cyaan, magenta, geel en zwart. Die basiskleuren komen nu nog steeds terug in mijn schilderijen, het zijn eigenlijk de kleuren van de drukkunst. Ik heb een driedimensionaal beeld als uitgangspunt gebruikt, een opeenstapeling van blokjes die overgingen in een horizon. Die blokjes hebben uiteraard nog steeds een voorkant, zijkanten en een bovenvlak. Ze waren in een soort van landschap opgesteld. Ik heb een houtsnede gemaakt van elk van de zichtbare delen: voorkant, de beide zijkanten en de bovenkant.” Ze vroeg aan Pieter, haar partner en architect, om een wiskundig model te maken uitgaande van de vier platen en de vier kleuren. Vier tot de vierde macht geeft 256 mogelijkheden. Ze heeft al de mogelijke combinaties effectief uitgevoerd in het Masereelcentrum. “Het boeiende was dat wanneer ik al die vlakke kleuren op elkaar drukte, ik soms tot zeer natuurlijke landschappen kwam.” Ze toont me een aantal drukken en het resultaat is best impressionant en ook boeiend. Ze zijn nog nimmer geëxposeerd.

“Ik zag dit eerder als een intermezzo, ik heb dit niet meer herhaald. Ik ben dan verder gegaan met werken die eerder poëtisch antwoord gaven op de realiteit vertrekkend vanuit die vier basiskleuren.” Daar zijn een aantal reeksen uit voortgekomen zowel abstract als meer figuratief werk.

Vanuit de drang om vanuit vogelperspectief een dansend koppel te tekenen, waarbij de toeschouwer niet goed weet of ze nu aan het dansen of aan het vechten zijn, ontstaat er stilaan een reeks met nimfen en saters. Ze laat zich onder meer inspireren door de Franse academische schilder William Bouguerau (1825-1905), waarbij ze opmerkt dat nimfen meestal door saters geschaakt worden, maar dat het ook wel eens omgekeerd kan.

Sisyphus

Het is duidelijk dat mythologische gegevens zo universeel en tijdloos zijn dat ze hedendaagse kunstenaars nog steeds kunnen inspireren.

Op een bepaald moment beslist ze om een tijd rond de figuur van Sisyphus te werken. Ze wil een onderwerp echt uitdiepen en doorgronden. “Een keer ik een onderwerp vast heb, kan ik er ook over praten. Sisyphus raakt ook onze realiteit nu en hoe we ons voelen en dat schept de mogelijkheid tot gesprek. Ik heb nu een jaar tekeningen en gouaches gemaakt, kleine formaten. Het verhaal van Sisyphus laat me toe om verschillende standpunten in te nemen. Ik zal dat nu in het komende jaar verder uitdiepen in grote formaten.” Aanleiding was een lezing waarover ze in tweede instantie gehoord heeft. Het ging over de terrils, de heuvels die door mensenhanden zijn tot stand gekomen in de mijnstreken bij ons en in Noord-Frankrijk. Volgens haar bron werden de mijnwerkers betaald om steenkool te graven en moesten ze maar zien af te komen van het puin. Daarom werden dan de vrouwen en kinderen ingeschakeld, uiteraard sterk onderbetaald. De voordrachtgever spreekt van een parallelle economie. Historisch juist is dat vrouwen en kinderen de helft of minder verdienden dan de mannen. Het is de aanleiding voor Stephanie om rond de figuur van Sisyphus, en wat wij sisyfusarbeid zijn gaan noemen, te werken. De figuur Sisyphus is de stichter en de koning van Corinthe die de goden tart en daarvoor uiteindelijk een eeuwige straf krijgt waarbij hij een rotsblok de helling moet opduwen. Eens hij bijna aan de top is rolt de rots de berg af en moet hij opnieuw beginnen.

Voor de kunstenares zijn er elementen die we perfect kunnen transponeren naar de huidige tijd. Ook nu is er een grote parallelle economie via onderbetaald werk in een zwart circuit of het onbetaald werk van duizenden vrijwilligers. Het resultaat van haar kunstzinnige reflectie is in elk geval een zeer aantrekkelijke reeks. De volledige reeks van twintig aquarellen heeft al zijn weg gevonden naar alerte kunstliefhebbers en verzamelaars.

De reflectie is voor Stephanie erg belangrijk, zowel bij zichzelf als bij de mens in het algemeen. “Er zijn mensen die heel hard werken en nooit een moment van reflectie kennen. Sisyphus heeft dat eigenlijk wel, na zijn zware inspanning om de steen de berg op te rollen, daalt hij de berg weer af zonder steen. Zijn spieren kunnen even rusten maar mentaal moet het ontzettend zwaar zijn, hij weet dat er hem opnieuw een zware inspanning wacht. Die momenten van Sisyphus maken we nu eigenlijk allemaal wel mee. Het is belangrijk dat mensen die heel hard werken een contemplatief moment hebben waarin ze zich realiseren wat ze aan het doen zijn. Het beseffen van wat je aan het doen bent is belangrijk.”

Erg benieuwd wat de reeks grote formaten zal brengen. Grote formaten is nogal letterlijk te nemen, het is het formaat van een deur. Het is uiteraard niet de bedoeling de tekeningen en gouaches zomaar over te nemen, ze maakt nu eigenlijk nieuwe studies om op dat grote formaat over te zetten. Ze stelt vast dat het landschap een essentiële rol zal spelen.

Stephanie Gildemyn gaat zeer planmatig te werk, stelt voor haarzelf klare doelen uit. In november heeft ze een residentie in Aracena waar een Belgisch echtpaar kunstenaars gastvrijheid biedt. Ze zal er werken aan een reeks rond ‘de Spaanse tuin’. Zowel Sisyphus als deze reeks wil ze in 2021 tonen aan een ruim publiek.

Daan Rau, voor Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2020/4

Deze site maakt gebruik van cookies om informatie op uw computer op te slaan. Gaat u akkoord? Meer informatie