Blijf op de hoogte
cof
52633207385_1600a397cf_o
52632766776_d3666281bc_o

Wanneer we tegenwoordig door de zalen van het Musée d’Orsay wandelen om de grote meesterwerken uit de late 19de eeuw te zien, is het moeilijk ons voor te stellen waar men zich destijds zo druk om maakte. De werken van Manet stralen voor ons misschien een klassieke schoonheid uit, maar toen veroorzaakten zij grote schandalen. Wat men zag was immers niet enkel een aanfluiting van de klassieke idealen van de Académie, maar ook een sociale kritiek aan het adres van de kunstminnende bourgeois.

Wat men meemaakte is wat men nu ‘modernisme’ noemt: de afscheuring van de avant-garde van het academisme. In de cursus behandelen we niet alleen de schandaalwerken van Courbet en Manet, maar ook de impressionistische revolutie , diverse vormen van post-impressionisme om uit te komen bij het symbolisme van Vincent Van Gogh, Paul Gauguin en Paul Sérusier.

In deze reeks buigen we over de plotse interesse voor abstracte kunst, bij de Amerikaanse Abstract Expressionisten en bij de Europese materiekunstenaars en de Cobragroep.

Na WOII worden de krachtverhoudingen in de wereld grondig herschikt. Ook in de kunst is dit niet anders. De rol van Parijs als onbetwist centrum van de kunstwereld lijkt uitgespeeld. New York neemt over.

In tegenstelling tot de Europese kunst die nog steeds bezig was het ‘schone’ te zoeken, was de Amerikaanse kunst erop uit de essentie van de kunst bloot te leggen. Dat blijkt als we de existentialistische en heroïsche schilderkunst van zowel de ‘Action Painting’ van Jackson Pollock als de ‘Colorfield’ van Barnett Newman en Mark Rothko vergelijken met de wat bloedloze Europese kunst van dezelfde periode.

Slechts kunstenaars zoals Dubuffet, de leden van de Cobrabeweging en vooral Bacon slagen er in zich te onttrekken aan de esthetiserende tendensen in de Europese kunst en direct en confronterend te schilderen.

Deze site maakt gebruik van cookies om informatie op uw computer op te slaan. Gaat u akkoord? Meer informatie