Het nieuwrealisme manifesteert zich in de literatuur en de beeldende kunst in de loop van de jaren zestig en begin zeventig.
In 1958 riepen de Nederlandse dichters Armando, Hans Sleutelaar en Cor Vaandrager op tot een “permanente revolutie”, tegen het elitaire van kunst. Ze wilden de kijk op de werkelijkheid intensiveren en het onderscheid tussen kunst en niet-kunst opheffen. Boodschappenlijstjes in dichtbundels bij Bernlef en collageteksten bij Hans Verhagen zijn voorbeelden van het experiment van de literaire neo-avant-garde.
Ook kunstcriticus en dichter Roland Jooris legde steeds meer de nadruk op het samenvallen van poëzie en werkelijkheid. Hij vond een zielsverwant in beeldend kunstenaar Roger Raveel, en bedacht de term Nieuwe Visie, aanvankelijk voor de artistieke visie van Raveel, maar later ook voor de schilders die met hem samenwerkten aan het veelbesproken Beerveldeproject: Raoul De Keyser, Etienne Elias en Reinier Lucassen. Ze hielden vast aan figuratief werk, maar integreerden abstractie in hun werk onder de vorm van geometrische ruimten, pijlen en letters.
In de cursus wordt ingegaan op de artistieke experimenten in Nederland en Vlaanderen, met de klemtoon op verschuivingen in het kunst- en poëzielandschap en de verschillen tussen neorealisme in Nederland en Vlaanderen.