Blijf op de hoogte
Inschrijven is niet meer mogelijk.
51264471954_c2b6f41c37_o

Tijdens de 16de eeuw ontpopte de rustige, evenwichtige renaissancekunst zich geleidelijk aan tot het bizarre, onrustige, intellectualistische maniërisme. Zowel de Kerk als de Staten streefden naar absolutisme en wensten aan deze onrust paal en perk te stellen. De nieuwe, officiële kunst moest een duidelijk en meeslepend verhaal brengen dat de toeschouwer, gelovige of onderdaan, in de gewenste gemoedsstemming kon brengen en meteen ook zekerheid kon verschaffen over de toekomst, die onveranderlijk triomfalistisch was.

Om dit hogere doel te bereiken toonden de katholieke landen van Europa meestal een voorliefde voor beweeglijke en bewogen vormen die sterk op de gevoelens inwerkten, terwijl de hervormde gebieden vaak opteerden voor een kalmere, meer rationele vorm. Toch moet deze tweedeling niet als een dogma worden opgevat. In feite laveerde de 17de-eeuwse kunst voortdurend tussen barok en classicisme, soms zelfs binnen het werk van eenzelfde kunstenaar.

Net zoals tijdens de voorgaande eeuw bleef Italië de bakermat van alle vernieuwingen. De invloed van kunstenaars zoals Guido Reni, Caravaggio en Bernini bleef de hele eeuw lang nazinderen. Hoe verwerkten geniale buitenlanders zoals Rubens, Rembrandt, Velazquez of Poussin deze voorbeelden? Welke vrijheid kregen de kunstenaars toegemeten binnen dit strenge politiek-religieuze kader?

 

De cursus is opgevat als een rondreis langs de Europese kunststeden en poogt de kunstproductie telkens in het historische kader te situeren.

Deze site maakt gebruik van cookies om informatie op uw computer op te slaan. Gaat u akkoord? Meer informatie